Hogere jaarruimte aftrek lijfruimte valt meestal tegen

Inleiding

Onderdeel van de Wet toekomst pensioenen is de verruiming van de jaar- en reserveringsruimte als zijnde de ruimte die fiscaal aftrekbaar in een lijfrente kan worden gespaard. Toch leidt deze verruiming in de meeste gevallen alleen maar in het begin, minimaal 1 jaar, tot een daadwerkelijk hoger fiscaal aftrekbaar bedrag. Hoe zit dit?

Wijziging van het systeem

Het meeste bekend is dat de percentages van de jaarruimte worden verhoogd in de berekening van 13,3% naar 30%. Tevens dat de inhaalruimte oftewel de reserveringsruimte wordt verhoogd tot een maximaal bedrag van 30.000 euro in één keer plus een verder terugwerkende kracht over de afgelopen kracht over de afgelopen 10 jaar in plaats van 7 jaar. Minder bekend is dat de verrekening van de reeds opgebouwde pensioenen in een dienstverband met ingang van 2024 ook anders zal gaan verlopen. Daarnaast wordt het bedrag aan AOW franchise met ingang van 2024 hoger. De AOW franchise is het bedrag van het inkomen waarover een fiscaal aftrekbare lijfrente premie niet mogelijk is. Lees ook ons artikel over alle aanpassingen.

Hoe werkt dit uit?

Met name voor werknemers die werken in sectoren waar pensioen wordt opgebouwd bij het pensioenfonds, zoals in de bouw, zorg, overheid en metalektro worden hoge premies aan pensioen betaald. Bijna 30% meestal. Dat betekent dat voor deze medewerkers met ingang van het nieuwe pensioensysteem rekening wordt gehouden met de reeds betaalde premies in voorafgaand jaar. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de premie percentages aanzienlijk zullen dalen. Als dit percentage dus toch al bijna 30% is, blijkt er niet of nauwelijks ruimte over om in privé extra fiscaal aftrekbaar in een lijfrente te kunnen sparen. Dus effectief betekent dit dat eigenlijk alleen het begin er een hogere ruimte bestaat. In ieder geval in 2023, want dan is de franchise nog laag, de oude factor A van toepassing en mag wel al met de 30% worden gerekend. Die ruimte kan praktisch in de daarop volgende 10 jaren benut worden, tot de nieuwe pensioenregeling wordt ingevoerd, als gevolg van de systematiek met de reserveringsruimte.
Aangezien dat ongeveer 80% van mensen in loondienst pensioen opbouwt bij zo’n pensioenfonds, betekent dit dat voor het merendeel van de werkende in Nederland er feitelijk alleen in het begin een hoger bedrag fiscaal aftrekbaar wordt.
Voor werknemers die niet pensioen opbouwen bij zo’n pensioenfonds, maar bijvoorbeeld bij een verzekeraar of een PPI, is het meestal zo dat de premie die wordt betaald in de pensioenregeling afhankelijk is van de leeftijd. Voor jongeren is de premie vaak lager en voor oudere meestal hoger. Soms zelfs meer dan 30%. Hiervoor blijft zolang ook het oude systeem gelden betreft de factor A. De verwachting is dat de meeste regelingen na aanpassing grofweg zullen eindigen rond de 15% aan premie. Dat betekent voor deze groep medewerkers de ruimte wel hoger wordt.
Voor anderen, zoals werknemers waarvoor geen pensioen regeling van toepassing is en voor ondernemers, wordt het bedrag dat fiscaal aftrekbaar in de lijfrente kan worden gespaard daadwerkelijk structureel hoger met ingang van 2023. Alleen voor degenen die een betrekkelijk laag inkomen hebben blijft als gevolg van de verhoging van de AOW franchise met ingang van 2024 de fiscaal aftrekbare ruimte nog laag of pakt die zelfs lager uit.

Conclusie

De verruiming van de jaar- reserveringsruimte pakt voor de meeste werknemers minder gunstig uit dan het lijkt. Een extra inleg is mogelijk en kan, indien van toepassing, het beste gepland worden in een jaar dat het inkomen wat hoger is, om zo de aftrek te maximaliseren.
Met name voor ondernemers of medewerkers in dienst bij een bedrijf waar geen pensioenregeling is, zal de fiscaal aftrekbare ruimte om te kunnen sparen in een lijfrente wel fors structureel ruimer worden, maar dit betreft de minderheid van de werkende bevolking.

Terug naar Kennisblogs